Niet handig

De fotoredactie van Het Parool en de afdeling onderschriften zitten blijkbaar niet op dezelfde verdieping in het gebouw. Of alles komt samen in één persoon met een bizar gevoel voor humor.
(KLIK)






Blaaskaak

Ik zou even een abonnement voor een nieuwe telefoon afsluiten. Bij de winkel om de hoek van de school, dus kinderen mee. Het kon even niet anders. In de winkel werkten twee jongens die allebei ingewikkelde gevallen aan de hand hadden. Het duurde even. Gelukkig had ik al eerder met een van de jongens bedacht welke telefoon, welk abonnement, eigen nummer meenemen of niet en alle benodigde papieren zaten in m'n tas. Eitje. Dat wil zeggen, als ik eenmaal aan de beurt zou zijn.
Ik kwam aan de beurt, haalde alles tevoorschijn, wees de telefoon in kwestie aan en dreunde het abonnement op. De jongen typte driftig op zijn computer mijn gegevens in.

Er kwam een man de winkel binnen. Het type man dat gelijk alle aandacht naar zich toe trekt, luid zuchtend op een stoel achter ons plaatsnam en vervolgens eerst aan mij vroeg of het nog lang ging duren (ja) en vervolgens aan de oude mevrouw aan de toonbank. Zucht. Amsterdam-Zuid op z'n ergst.
Mijn telefoon is gestolen en ik moet zo naar het ziekenhuis. riep hij ongevraagd door de winkel. Verder gaf hij nog meer niet ter zake doende informatie over zijn leven en zuchtte nog maar eens diep en opvallend. De oude mevrouw was klaar en hij stoof naar de toonbank.
Hoe hij het moest opgeven dat zijn telefoon was gestolen.
Dat hij naar het ziekenhuis moest en dat al zijn belangrijke telefoonnummers in die telefoon zaten.
In welk verhaal de verzekering zeker zou trappen.
Dat de jongen achter de toonbank NU moest bellen met een instantie, en toen er niemand opnam bij die instantie, boos riep dat hij het dan wel weer zelf zou doen.
Dat hij naar het ziekenhuis moest. Derde keer.

Inmiddels had hij het met zijn opvallende gedrag zo weten te draaien dat beide jongens achter de toonbank met hem bezig waren. Mijn abonnementje deed er even helemaal niet meer toe. De kinderen hielden zich rustig en mochten van mij ter compensatie alle testtelefoons open en dichtklappen.
Pomtiedom. *Tap tap tap*
Een van de jongens scheurde zich los van het poeha-verhaal en voerde mijn abonnement in. Zucht. De man orakelde verder aan de toonbank. Dat hij nu en direkt een vervangende telefoon moest, en dat hij de duurste uit de winkel wilde, en dat het hem niet kon schelen hoeveel hij voor belminuten moest betalen, maar dat het allemaal NU NU NU moest en zou, en anders ontplofte hij en hij moest toch al naar het ziekenhuis en hij had een getuige van de diefstal, en het was zo'n zwarte die de telefoon gestolen had en waar zijn nieuwe telefoon bleef. Waarop de losgescheurde jongen zich gelijk weer aan de man vastzoog en de nieuwste telefoon tevoorschijn haalde. Weg van mijn abonnementje en de computer waarin mijn gegevens inmiddels half stonden ingevoerd.
Jezusmina.

Het hoogtepunt van deze, op z'n minst curieuze toestand, kwam toen de man zich naar mij omdraaide en zei: Wat heeft u rustige kinderen zeg, dat ze niet door de winkel heen rennen. Ik krijg dat nooit voor elkaar met mijn kinderen.
Ik hield me in, dacht aan kabbelende bergbeekjes en Hele Rustgevende Dingen en beet op m'n tong.

Kijk, ik vind het helemaal niet erg om iemand voor te laten gaan die snel iets geblokkeerd moet hebben in verband met diefstal. Ik vind het ook niet erg als iemand mij honderd keer wil vertellen hij naar het ziekenhuis moet. Ik vind het wel erg als twee jongens in een winkel zich totaal laten inpakken door een blaaskaak met geld, en hem niet het urgentie-verschil kunnen uitleggen tussen diefstalstress en de aanschaf van een nieuwe telefoon. Dure meneer, dure telefoon, veel geschreeuw dus aandacht. Dus ook dat ik, met duidelijk minder geld, voortaan niet meer naar een winkel ga waar onbeschoft gedrag wordt gehonoreerd. Hele aardige jongens hoor, maar te snel onder de indruk.
Over twee weken kan ik mijn telefoon ophalen. Met nummerbehoud, dus wie me moet hebben weet me te vinden.






Hans en de twee Jezussen

Aan het eind van de middag reed er ineens een kerstboom het huis binnen. Op de terugweg van zwemles hadden vader en zoon ergens een boom kunnen scoren, en gelijk ook maar even de kerstversiering opgediept uit het atelier. Dat noem ik nog eens een daadkrachtig optreden. Kind-II had zijn vader blijkbaar weten te overtuigen tot aanschaf van een Bijzonder Grote Boom, want hij moest op een steekwagentje de kamer in. De Bijzonder Grote Boom vult de halve huiskamer maar dat mag de pret niet drukken.
Al gravend door de zakken met kerstversiering, was er natuurlijk vanalles kwijt. Kent u misschien mensen die hun kerstversiering keurig in zo'n bij de firma Blokker te verkrijgen kerstversieringsopbergbox opbergen? Nou, daar horen wij niet bij, zal ik maar zeggen. Zo misten wij bijvoorbeeld de discoverlichting met knipperende lampen, en bleken ineens alle haakjes voor de kerstballen verdwenen. Omdat onze boom nooit zonder discoverlichting kan, besloten we de wel aanwezige gewone verlichting te ontwarren, op te hangen en morgen na school nieuwe haakjes en knipperspul te kopen. Zodoende was het hele kerstboomversieren nogal snel voorbij. Gelukkig kwamen er nog twee dozen vage kerststallen tevoorschijn. Waarom wij kerststallen hebben, is me even ontschoten.

Hee, daar heb je Hans! riep Kind-II opgetogen en viste een oerlelijk poppetje van aardewerk uit de doos.
Hans?? riepen wij in koor.
Ja, Hans van Maria! Kijk hier is Maria ook al!
Nee gek, dat is Jozef.
Nee hoor, dit is Hans en Hans hoort bij Maria, hield Kind-II vol.
Onze hersens draaiden overuren om te achterhalen hoe Kind-II had kunnen bedacht dat Jozef voortaan Hans zou moeten heten. Kind-I wist het antwoord.
Hans en Maria zijn je oom en tante uit Nieuw-Zeeland!
Oooooohhhh ja.
Vervolgens hadden we twee wijzen uit het oosten, een Hans en een Maria, een os en twee ezels, een heleboel schapen en twee Jezussen. Allemaal even lelijk. En allemaal onder de Bijzonder Grote Boom. Morgen, als de discoverlichting erin hangt, alle kitschballen voorzien zijn van haakjes en de gouden slingers van boven naar onder over de takken hangen, is het echt onze boom. Dat wij niet godsdienstig zijn, en de boom alleen in huis halen vanwege de lichtjes en de bomenlucht, lijkt me duidelijk. En na drie weken discoboomgeknipper en die hele lelijke rataplan eronder, ben ik ook altijd blij dat hij weer gaat. Misschien moet ik deze keer discoverlichting uitzoeken die ook in een ruststand kan.






Charmant

Drie dagen van de week reizen de kinderen en ik ruim een uur verdeeld over twee trams. Dat is geen groot genoegen. Trams rijden niet op tijd en hebben de onhebbelijke gewoonte om om de zoveel meter te stoppen bij een halte. Dat is niet handig als je de laatste halte moet hebben. Om het hele reis-euvel enigszins dragelijk te maken, sleep ik altijd een zakje snoep en wat speelgoederen in m'n tas mee. Verder doen we veel "Kijk eens wat een leuk gebouw-rare mevrouw-grappige fiets-spelletjes" en hopen er verder het beste van.

Een tijd geleden zaten we voorin tram 26. Vlakbij de bestuurder. Kind-II, die van dat fronsje en de donkerbruine ogen, werd uitgenodigd bij de chauffeur. Hij mocht in het hokje, en de bestuurder sloeg beschermend zijn arm om hem heen zodat hij bij optrekkende bewegingen niet uit het hokje zou worden gelanceerd. Kind-II mocht op knopjes drukken en kreeg een gedegen uitleg over het besturen der tram. Leuk. Aardig ook van zo'n trammeneer.

Vorige week zat Kind-II weer vooraan. Hij draaide zich naar me om en fluisterde: zal ik het nog eens vragen? Ik fluisterde terug: doe dat nou maar niet, niet iedere chauffeur vindt zoiets leuk. Tenslotte.
Halverwege de route stopte de tram voor de wissel van personeel. Een verse bestuurder met koffie in de hand stapte in en riep een olijk: "Hallo allemaal!" door het gangpad. Kind-II greep zijn kans.
Meneer?
Ja jongetje?
De vorige keer mocht ik in het hokje meerijden.
Oh?
En nou vroeg ik me af of dat bij u ook mag.
Kom maar, zei de olijke chauffeur.
En weer mocht hij drukken op de oprijknop, de belknop en de deur open-dichtknop. De spiegels kwamen deze keer ook aan de beurt. Ik zat inwendig te grinniken om zijn charme-offensief, en vroeg me op mijn beurt af waar hij een zinnetje als en nou vroeg ik me af vandaan had.

Aangekomen bij onze halte stapten we uit en namen afscheid van de aardige tramchauffeur. Leuk he?zei ik. Ja! zei hij. En, zo ging hij verder, weet je wat nog veel leuker is? De meneer van de tram moet nog 23 jaar werken op de tram. Volgens de meneer van de tram mag ik pas op een tram rijden als ik 20 ben. Dat is over 13 jaar. Dus dan kan ik nog 10 jaar zijn collega zijn.
Sinds het meerij-ritje noemt hij iedere tramchauffeur zijn collega. Zijn toekomst is wat hem betreft vorige week bepaald.







[Archieven]

Zoek: