23-3-2006
(uit) Zicht Hans Aarsman kijkt naar foto's en schrijft over wat hij ziet. Of niet ziet. De uitkomst van zijn Kijk kun je bijvoorbeeld iedere donderdag lezen in de kunstbijlage van de Volkskrant. Of op PhotoQ waar hij in de rubriek Koekerd vertelt van wat hij heeft gezien. Veel van zijn bevindingen zijn bovendien handig gebundeld in een boek met de logische naam: De Aarsman Collectie. Toen ik vorig jaar in een kamertje op de vijfde verdieping van het Volkskrantgebouw een naam moest noemen van iemand die ik graag mijn tentoonstelling van Amstelfoto's zag openen, had ik werkelijk geen idee. Er kwamen allerlei namen voorbij, en bij niemand dacht ik Ja, die is leuk. We zuchtten wat af in dat kamertje, totdat ik zomaar Hans Aarsman! riep, en alle aanwezigen Natuurlijk! zeiden. Tot op de dag van vandaag weet ik niet waarom ik met zijn naam op de proppen kwam, en ik zal me verder niet wagen aan de psychologie van de impulsiviteit. Het bleek een goede keus. Hans opende de tentoonstelling met een meesterlijke analyse van tijdstippen en omstandigheden. Hij had alle Amstelfoto's ondergebracht in een tabel, waaruit hij kon destilleren op welke momenten ik waar op de Nieuwe Amstelbrug had gestaan en waarom. Kijk, daar hebben we wat aan, iemand die net zo denkt als ik, met net zo'n voorliefde voor reeksen. We spraken elkaar niet meer na die opening, maar ik ging nog eens naar een lezing en daarna naar zijn tentoonstelling in Rotterdam, waar ik aan de hand van zijn knipsels probeerde te begrijpen wat hij had gezien. Veel zag ik gelukkig ook. Hans heeft inmiddels mijn autorij-foto's bekeken, en verdomd, ze staan zomaar in een nieuwe aflevering van Koekerd. Maar dit keer zag ik niet waar hij wel naar had gekeken: het hondje en de lichtval in en om de auto. Kijken naar licht, naar mijn idee hét onderscheid tussen een fotograaf en iemand die foto's maakt. Hij is fotograaf, ik maak foto's. Mooi als je elkaar dan toch treft in een vaag gebied van herkenning. ![]() 22-3-2006
Vrouwen en techniek Als er op m'n werkcomputer iets misgaat, ga ik eerst tegen hem praten, dan schreeuwen, dan geef ik hem een klap en tot slot bel ik de helpdesk. Ik ben altijd heel aardig tegen de mensen van de helpdesk, omdat zij op dat moment de enigen zijn die mij kunnen redden. Op de achtergrond mompelt mijn vrouwelijke collega A., ooit lasser van beroep en nu net als ik gekluisterd aan een computer, heel zachtjes maar wel verstaanbaar: vrouwen en techniek, zucht. Ik zeg dan iets terug als: ik heb weer andere kwaliteiten hoor! Verder gaan wij heel leuk met elkaar om. Ik ben nu thuis en heb vanavond al gepraat en geschreeuwd, en ook al een kleine klap uitgedeeld. Ik heb thuis geen helpdesk. Dus de lezer als helpdesk want aan jullie ga ik, heel vriendelijk want jullie gaan mij redden tenslotte, vragen hoe je: ![]() 21-3-2006
Onth(t)and Lente? Waar? In de ogen van de tandartsassistente zeker. In elk geval niet hier. Nou okee, één bloemetje dan. Voor het idee. ![]() Zoek: |