Opruimen

Een tijdje geleden kregen we het uitgeleende wiegje van de kinderen terug. Het wiegje staat me sinds die tijd aan te gapen vanuit de klerenkast. Ach, wat waren ze ooit klein. Dat ze in dat wiegje hebben gelegen lijkt wel een eeuw geleden.
Vandaag gingen we het atelier opruimen. Het atelier is sinds de verhuizing geen werkplaats meer maar een opslagplaats. We begonnen met de zakken met kleren. Ik zat op de bureaustoel en hij haalde telkens een zak tevoorschijn.
Weg, zei ik als hij een floddertrui omhoog hield.
Twijfelgeval, zei ik bij een nog best bruikbare regenjas.

De stapel weggooivuilniszakken bij de deur werd steeds groter. We hadden beiden de juiste bui om eens écht op te ruimen en niet te blijven hangen in sentimenten. Maar die sentimenten kwamen natuurlijk toch. Eerst bij het zien van het doosje waar ooit onze ringen in hadden gezeten. Later bij de babykleertjes. Wil je mij tot tranen geroerd krijgen, dan moet je me een rompertje laten zien. Een rompertje, liefst een waar een van mijn eigen kinderen in heeft gesparteld, is mijn toppunt van sentiment. Zo klein, zo aandoenlijk, mijn handen maken vanzelf luierwisselbewegingen en ik voel weer hoe de drukknoopjes om de luier gespannen dichtgeklikt werden. Babyarmpjes uit die korte mouwtjes, vetplooitjes in de hals. Een romper. En daar ging het loos.
De volgende vuilniszak bevatte mijn jaren tachtig-kleren en truien die ik aanhad toen ik hem leerde kennen. Dertien jaar geleden. Het was oktober en koud. Zijn vreemdsoortige bloesje van een oude oom kwam boven water, en een jasje waarvan ik altijd "gatver" had gezegd en dat hij uiteindelijk dan maar niet meer droeg. We praatten. En zuchtten. Onze kinderen speelden buiten op de stoep in de sneeuw, en wij ruimden niet alleen ons verleden op maar namen de toekomst gelijk ook maar even mee.






Netjes

Aan het eind van deze lange werkdag bedacht ik me ineens dat ik vandaag een jasje moest aanschaffen. Dat soort ideeën krijg ik bij voorkeur onder hoge tijdsdruk en als iedereen gezellig tot aan z'n enkels in de ijsdrab aan het rondfrutteren is. Ik ben niet zo thuis in jasjes. Waarom ik dan zo nodig een jasje moet, zie ik u denken. Dat zal ik u zeggen. Dat jasje namelijk, zo had ik slim bedacht, zou mij in één klap netjes maken. Ik ben niet zo netjes moet u weten, met een beetje geluk hebben mijn broeken geen gaten en vandaag had ik moonboots aan. Ik bedoel maar, dan heeft u qua stijlbeeld wel zo'n beetje een idee.

Een jasje staat altijd netjes, ongeacht wat je er onder aan hebt. En af en toe ontkom ook ik er niet aan om enigszins toonbaar te verschijnen. Een collega met ongeveer dezelfde maten dirigeerde me naar een winkel in de buurt van het Centraal Station, want daar hadden ze jasjes die netjes maar niet tuttig waren, en bovendien verkrijgbaar in rare maten voor rare lichamen. Ik had van te voren besloten om niet zelf te gaan zoeken, maar gelijk de verkoopster in te schakelen. Daar is ze tenslotte voor. "Dag, ik moet een jasje om er netter uit te zien voor wat officiëlere gelegenheden en ik weet niet hoe dat moet. Help mij." De verkoopster, zelf ook behept met wat lastige maten, sprong enthousiast omhoog en haalde tweedjasjes, jasjes met Ollie B. Bommel-ruitjes, Hele Enge Lange colberts en zwarte flodderjasjes tevoorschijn. Ik zag er heel raar uit in al die jasjes, vond ik zelf. Maar de verkoopster zocht overal een fijne broek in goede kleurstelling bij en vond alles even beeldig. Vooral het jasje van bijna tweehonderd euri had haar voorkeur. Stomgenoeg, ook die van mij. Maar ik weiger om tweehonderd euri te betalen voor iets dat ik toch al niet ben, ik kan leukere bestedingen bedenken voor dat geld.
Afijn.
De verkoopster werd redelijk wanhopig van mijn "Jaja, even denken hoor, dit zit eigenlijk niet zo lekker, weet u zeker dat hij er niet nog in een maat groter is?" en trok zich langzaam terug. Ik was inmiddels bij het kleine mannenrek aangekomen en zat op het niveau - Een goeie bloes is eigenlijk ook een jasje. - Kortom, dit schoot niet op. Overal hingen mijn afgekeurde jasjes met nare bijpassende broeken zonder kontzakken en het geheel zag er somber uit.

Ik heb alles zelf keurig teruggehangen, de broeken op knijphangertjes en de jasjes op jasjeshangertjes. Bij de kassa rekende ik een zwaar afgeprijsde linnen zomerbroek af en stapte naar buiten in de sneeuwzooi. De verkoopster had duidelijk de smoor in. Ik heb dringend een kleermaker, ontwerper en grote pot met geld nodig. En anders slons ik me de rest van m'n leven door alle officiële gelegenheden heen. De vraag is alleen of ik daar dan nog voor wordt uitgenodigd.






Even Tussendoor

Ik moet een tussenevaluatie schrijven. Een tus-sen-e-va-lu-a-tie. Zo'n stuk met de strekking: En Spelende Vrouw, wat heb je nou geleerd?
Zou het erg raar staan om te schrijven dat er minder gewerkt en meer gespeeld moet worden?






Liefde

Het gebeurt niet veel, maar soms blijft een foto in m'n hoofd rondhangen. En dan zul je altijd zien dat zo'n foto dan in de kunstbijlage van de Volkskrant stond, en dat je die bijlage allang in de kattenbak hebt gepropt. Vandaag ging ik op zoek naar die kunstbijlage. En waar kun je dat beter doen dan op de plek waar hij bij elkaar wordt geschreven. Nou. Dat viel nog niet mee. Niemand had de kunstbijlage van vorige week. Uiteindelijk kwam hij uit een doos uit een hoek van een afdeling. Hoera. Snel kijken of de foto in mijn hoofd misschien tien keer mooier was geworden, of dat het echt zomaar een geweldige foto was gebleven. Dat was. Het is een foto over Liefde.

Vorige week had ik u kunnen verrassen met een hele tirade over waarom de Liefde gewoon Kut is, maar dat doen we dan nu maar een andere keer. Want nu is er die foto. Hij is gemaakt door Richard Young in 2000 tijdens het Oscargala. Jammer dat het uit is. Want zo'n publiekelijke kus op haar blote rug zegt mij in elk geval dat het ooit heel goed was. Dat de Liefde soms behoorlijk Kut is, maar vaak ook een mooi ding. En dat is best een geruststellende gedachte.


Nicole en Tom







[Archieven]

Zoek: