9-1-2004
Beroep Voor mensen die hun leven helemaal omgooien heb ik veel bewondering. Op een van de RTL-en is gisteren een serie begonnen met de naam Het roer om en in de eerste aflevering was daar een jong Brits gezin dat hun hele Engelse handel en wandel heeft opgepakt en een Toscaanse olijfgaard heeft gekocht. Goeie help. Natuurlijk is het prachtig in Toscane. Zes ha grond met eigen olijf, abrikoos- en kiwibomen, een oude boerderij waar je wild van wordt en een eigen bos mét watervallen. Redelijk opgewekt ploeterde het Engelse echtpaar met peuter zich door de aflevering heen. Maar het viel niet mee om te poepen in een bak met zaagsel, geen warm water te hebben en hun eerste oogstzomer in veertig graden mee te maken. Elk voordeel hep z'n nadeel. Of andersom. Ondanks, of misschien wel dankzij, het geploeter zit ik ademloos naar het programma te kijken. Wat een lef om je dromen achterna te gaan. In mijn boekenkast staat een vrij oud boekje over mensen die een opvallende carriere-switch hebben gemaakt. Ook al fijn om te lezen. Een manager die een ijssalon opent en een psycholoog die schilder is geworden. Enkel en alleen omdat ze dachten dat ze van die verandering een stuk zouden opknappen. Getuige de verslagen van dat proces gaat die vlieger inderdaad op. Dromen niet alleen dromen maar ze uit laten komen. Via hem kwam ik bij Het Nederlands Talen Instituut. Volgens mij is dat die instelling die eerder adverteerde met Wendy van Dijk op hun folder en nu blijkbaar Chantal Janzen aan het kalligraferen heeft gekregen. Niks nieuws onder de zon zo op het eerste gezicht. Opgelucht constateer ik dat deze test mij nou eens geen maatschappelijk werker, psychologe of anderszins hulpbiedend beroep adviseert. Maar Hola! Wat staat dáár nou? Geef mij een bakje met schroefjes, zo'n mini-schroevendraaier, een fitting of doe voor mij de motorkap eens open en u kunt mij linea recta afvoeren naar het dichtsbijzijnde RIAGG. Alwaar ik geen geestelijke bijstand zal bieden maar in grote hoeveelheden zal moeten ontvangen om nog enigszins productief door het leven te kunnen. Boek: De Ommezwaai, Mirjam Elias
odette 11:07 PM [18]
Troost Vanochtend was ik bij een begrafenis. Of eigenlijk was het een uitvaartdienst in een prachtige kerk in Amsterdam-Zuid. Jaren ben ik langs die kerk gefietst en nog nooit een stap binnen gezet. Tot vandaag dus. Het was een uitvaartdienst met mooie muziek, lieve woorden en veel tranen. Verdriet hoort bij een begrafenis, zeker als het om iemand gaat waarvan je veel gehouden hebt zoals in dit geval, maar verdriet is ook een raar ding. Je huilt om degene die je nooit meer zult zien, nooit meer zult horen schaterlachen en nooit meer zult horen vragen hoe het met je is. Maar je huilt tegelijkertijd ook om het overlijden van andere mensen, om het gesnik van twee puberjongens naast je, om het verdriet van de familie. Een heel groot verdriet buldert door zo'n kerk. En deze kerk was vol. Bij thuiskomst waren de tranen nog niet over. Kind-I zit een beetje ziekjes op de bank en vraagt wat er aan de hand is. Ik leg hem uit wat er aan de hand is. Hij hoort het zo'n beetje aan en maakt eerst maar eens een tekening voor me. Als troost. Zo lost Kind-I vaak verdrietige dingen op. Je maakt gewoon een tekening. Als je dood gaat, ga je niet echt dood, zegt hij. Je ziel blijft eerst nog in je lichaam tot je lichaam weg is. Een ziel kan namelijk niet door de huid heen dus je moet wachten. Als de ziel vrij is gaat hij naar huis. Net zoals hij thuiskomt als hij bij een vriendje heeft gespeeld of naar school is geweest. Ik vraag maar eens waar die ziel die zes eeuwen eigenlijk doorbrengt en wie er heeft bepaald hoe jij terugkomt. Je ziel zit natuurlijk in de hemel, stomme vraag, en god beslist hoe je terugkomt. Is ook al een stomme vraag. Ik weet niet hoe hij dit allemaal heeft bedacht, maar het klonk behoorlijk vanzelfsprekend. En van die stelligheid werd ik zowaar weer een beetje rustig.
odette 01:13 PM [10]
6-1-2004 4-1-2004
Auto, vanaf de achterbank Kind-II vraagt aan Kind-I: Neem jij later oorbellen? Kind-I: Nee, oorbellen zijn voor meisjes. Kind-II: Ik neem later wel oorbellen. Maar als ik 52 ben. Kind-I: Waarom als je 52 bent? Kind-II: Omdat ik het dan wel aankan.
odette 06:55 PM [10]
Afzuigellende Wij zijn er helemaal klaar voor. Hij komt! Vanaf vijftien januari schijnen we afscheid te moeten nemen van ons akoestisch totaal onverantwoorde pafhok op het werk. Twee jaar geleden is hij speciaal voor ons ongezonden aangelegd. Een rond glazen hokje met ramen zodat je naar je gezonde collega kunt zwaaien. Er staan vier tafels met wat stoelen, er liggen kranten en er staan geavanceerde asbakken die al na drie weken kapot waren. Als je met elkaar wilt praten moet je dat een voor een doen. Tegelijkertijd uitgesproken roddels & achterklap zingen rond tussen de ramen en het gestucte achterwandje. Er is ook een ventilator. Een heel kleintje. Zo-een waar je niet eens een fatsoenlijke frituursessie mee afgezogen krijgt. Ergens rond de entree van ons pand komt zo'n Ding. Zo'n abri. Zo'n mobiel pafhok waar het teer uit een speciaal vervaardigd tuutje zichtbaar gaat druipen. Dat is om de roker te ontmoedigen. Mensen die dit soort tuutjes ontwerpen begrijpen niets van verslaving. Dacht je nou heus dat ik onderhand niet al honderd plaatjes van zwarte longen heb gezien? Dat ik geen mensen heb horen piepen? Dat ik niet weet hoe het is om geen lucht te krijgen? Om met de wijze woorden van een long-professor te spreken: Rokers zijn ziek. Rokers hebben hulp nodig, geen straf. Hoe dan ook, wij krijgen zo'n Ding. Daar wilde ik het even met u over hebben. Want ik had natuurlijk al van het Ding gehoord, maar nooit daadwerkelijk het Ding gezien. Hier issie:
odette 12:41 AM [2]
Zoek: |